Op zoek naar een toelichting van een specifiek woord op onze website? De ABC biedt een verklarende woordenlijst van afkortingen, begrippen, definities en termen die gebruikt worden op onze website en in onze diensten, en die misschien niet direct helemaal duidelijk zijn.
Selecteer: 0 - 9 │ A │ B │ C │ D │ E │ F │ G │ H │ I │ J │ K │ L │ M │ N │ O │ P │ Q │ R │ S │ T │ U │ V │ W │ X │ Y │ Z
Nieuw
-
2D = Tweedimensionaal geeft aan dat een object twee dimensies heeft, oftewel een breedte en een lengte. (platte tekening) Een 2D object wordt vooral gebruikt in CAD applicaties.
360 graden feedback = Een meetmethode waarbij feedback van ondergeschikten, collega's en leidinggevende van een medewerker wordt verzameld, evenals een zelfevaluatie door de medewerker zelf.
3D = Driedimensionaal geeft aan dat een object drie dimensies heeft waarbij diepte wordt toegevoegd aan het omschreven 2D object. 3D wordt vooral gebruikt bij coördinatie en visualisatie.
4D = Het 4e domein geeft aan dat het 3D object wordt gekoppeld met de factor tijd. Hierdoor ontstaat de mogelijkheid om het geheel te koppelen aan een planningsprogramma, zodat alle tijdsgebonden informatie direct inzichtelijk is.
5D = Het 5e domein geeft aan dat het 3D object wordt gekoppeld met de factor kosten. Hierdoor ontstaat de mogelijkheid om het geheel te koppelen aan een calculatieprogramma. Door het automatisch genereren van hoeveelheden uit het 3D model zijn de kosten van het totale bouwwerk of per onderdeel gelijk inzichtelijk en transparant.
6D = Het 6e domein geeft aan dat het 3D object wordt gekoppeld aan de factor duurzaamheid. Hierdoor ontstaat de mogelijkheid om simulaties te maken op het gebied van energie, klimaatcomfort, windgedrag en daglichtgedragingen. Door in de ontwerpfase hierover na te denken kan de totale energie van het bouwwerk ver gereduceerd worden.
7D = Het 7e domein geeft aan dat het 3D object wordt gekoppeld met de factor beheer & onderhoud. Hierdoor is het mogelijk om het geheel te koppelen aan een planningsprogramma. Door in een vroeg stadium van het ontwerp hierna te kijken kunnen veel onnodige kosten op de lange duur tijdens de gebruiksfase van het bouwwerk worden voorkomen.
Aanbesteding = Een proces waarin de opdrachtgever en opdrachtnemer tot een overeenstemming komen.
Adviseren = Persoon die haar of zijn kennis in dienst stelt van anderen. Adviseren wordt ook wel consultancy genoemd.
Adviseur = Persoon die haar of zijn kennis in dienst stelt van anderen.
Afbakening = Een omschrijving wat NIET tot de scope van het project behoort waardoor de omvang van het project nauwkeurig wordt bepaald en vastgelegd. De afbakening wordt ook wel de projecttolerantie genoemd.
Agenda = Een document dat de onderwerpen en doelen van een vergadering beschrijft.
Agile = Een managementfilosofie die draait om wendbaarheid met een specifieke manier van denken, werken en organiseren. Het stelt de organisaties in staat om snel en effectief in te spelen op veranderingen. De term Agile betekent letterlijk behendigheid, wendbaar of lenigheid.
Algemene voorwaarden = Aanvullende afspraken die onderdeel uitmaken van het contract. Binnen de Nederlandse bouwsector wordt de UAV (Uniforme Administratieve Voorwaarden) of de UAV-GC (Geïntegreerde Contracten) gebruikt.
APDRA = Een manier om de projectinhoud van het project in kaart te brengen. De afkorting APDRA staat voor Achtergrond, Probleemstelling, Doelstelling, Resultaat en Afbakening.
Architect = Persoon die een ontwerp van een bouwwerk visualiseert (op tekening en/of in 3D) en de verwerkelijking van dit concept technisch en administratief begeleidt.
Aspectmodel = Een BIM model vervaardigd in native bestandsformaat vanuit de projectpartner en/of discipline. Elke deelnemende projectpartner is verantwoordelijk voor zijn eigen aspectmodel en genereert zijn eigen output en daarmee (eind)producten.
Assessment = Een verzameling van verschillende meetmethoden om de eigenschappen van een (potentiële) kandidaat in relatie tot een bepaalde functie te beoordelen. De meetmethoden kunnen vragenlijsten, interviews en rollenspelen zijn.
Autodesk Revit = 3D programma om tekeningen mee te maken op basis van parametrische modellen en wordt door het Amerikaanse bedrijf Autodesk ontwikkeld. Het bestandsformaat van een Revit-model is rvt, voor Revit beschikbaar in 3D en weer te geven als 2D.
BCF = Een bestandsformaat als open standaard om de communicatie en samenwerking tussen de betrokken partijen te verbeteren, door het mogelijk te maken om opmerkingen, vragen, antwoorden en afbeeldingen te koppelen aan specifieke onderdelen van het BIM model. BCF is ontwikkeld door buildingSMART gebaseerd op XML en kan zowel als een los bestand als via een webserver worden verstuurd. De afkorting BCF staat voor BIM Collaboration Format.
Belanghebbende = Persoon of groep die een belang of invloed heeft of wenst te hebben bij de prestatie of het succes van een organisatie.
Bereidwilligheid = De getoonde zelfverzekerdheid, motivatie en toewijding van een medewerker voor de te verrichten taak.
BERS = Een standaard voor het structureren van data in een BIM model vervaardigd met de software Autodesk Revit voor België. Deze standaard wordt door de Revit Standards als stichting beheerd en onderhouden. De afkorting BERS staat voor BElgische Revit Standards.
Beslisdocument = Een document op basis waarvan de opdrachtgever beslist om wel (GO) of niet (NO GO) door te gaan met het project.
Beslispunt = Een vooraf bepaald moment in het project waarin de opdrachtgever om wel (GO) of niet (NO GO) door te gaan met het project.
Besluitvorming = De activiteiten die nodig zijn voor het nemen van een besluit.
BIG BIM = Een manier om de BIM werkmethodiek toe te passen in samenwerking met andere partijen in de bouwsector. Het doel van BIG BIM is om de communicatie, coördinatie en integratie tussen de verschillende betrokkenen disciplines (bouw, constructie en installaties) te verbeteren, waardoor de kwaliteit, efficiëntie en duurzaamheid van het bouwproces en daarmee het eindproduct worden verhoogd. Zie ook little bim.
BIM = Een werkmethodiek voor het digitaal vastleggen van functionele en fysieke karakteristieken van een bouwwerk met als uitgangspunt voor, en ondersteunend aan activiteiten en besluitvorming gedurende de gehele levenscyclus van een bouwwerk (ontwerp t/m renovatie of sloop). De afkorting BIM staat voor Bouwwerk Informatie Modellering (Engels: Building Information Modeling), maar door het beheer en de uitwisseling van informatie wordt voor de afkorting steeds vaker Building Informatie Management gebruikt.
BIM coördinator = Degene verantwoordelijk voor het coördineren van de afspraken omtrent de datastructuur, methodieken en software (platform) technische aspect van de BIM werkmethodiek van een project. De BIM coördinator zal bij de start van het project gezamenlijk met projectpartners het BIM uitvoeringsplan opstellen en tijdens het proces deze toetsen en borgen. De BIM coördinator is het aanspreekpunt voor de verschillende BIM engineers en BIM modelleurs binnen het project, organiseren van de beoordeling van BIM modellen, BIM protocol, ILS en contractverplichtingen op het gebied van BIM en software.
BIM engineer = Degene verantwoordelijk voor het ontwerp van de technische berekeningen en informatie in het BIM model. De BIM engineer zal in overeenstemming met de BIM modelleur werkzaamheden uitvoeren aan het BIM model en incomplete technische informatie aanvullen.
BIM manager = Degene verantwoordelijk voor het initiëren, opstellen van het interne en externe beleid en het creëren van de randvoorwaarden binnen de organisatie om projecten volgens de BIM werkmethodiek uit te kunnen voeren. De BIM manager bewaakt de interne en externe BIM werkmethodiek voor de eigen organisatie brede werkmethodieken, zodat deze zowel intern als extern op een eenduidige wijze worden toegepast.
BIM model = Digitale representatie van functionele en fysieke karakteristieken van een bouwwerk. Een dergelijk BIM model is een uitgangspunt voor en ondersteunend aan activiteiten en besluitvorming gedurende de gehele levenscyclus van een bouwwerk (ontwerp t/m renovatie of sloop). Het BIM model wordt gedeeld over meerdere belanghebbenden in het bouwproces.
BIM modelleur = Degene verantwoordelijk voor het ontwerpen, analyseren, koppelen van informatie en coördineren van een BIM model voor de eigen discipline i.s.m. andere disciplines. De BIM modelleur ontwikkelt gezamenlijk met de BIM engineer het BIM model.
BIM protocol = Contractstuk als onderdeel van de overeenkomst dat de eisen, verwachtingen en afspraken bevat tussen opdrachtgever en opdrachtnemer over het verwerken en delen van digitale informatie volgens de BIM werkmethodiek.
BIM uitvoeringsplan = Document waarin de projectpartners de BIM gerelateerde (samenwerkings)-afspraken voor het project vastleggen en actueel houden, zodanig dat tenminste wordt voldaan aan de eisen en voorwaarden vanuit de opdrachtgever conform het BIM protocol en de ils en optimaal wordt voorzien in de daaruit voortvloeiende informatiebehoeften van de projectpartners onderling.
Bouwkundige aannemer = Degene die verantwoordelijk is voor de uitvoering (en vaak coördinatie) van alle bouwactiviteiten tot de levering van een volledig voltooid bouwwerk conform het ontwerp van de architect.
Budget = Een geautoriseerd bedrag (= geld) of samenstel van bedragen voor het realiseren van het projectresultaat.
Business case = De zakelijke rechtvaardiging van de investeringsbeslissing.
Clash = Een botsing (knelpunt) tussen twee of meer objecten in een BIM model.
Clash detection = Methode om een clash te lokaliseren in het BIM model.
Coach = Een persoon die begeleiding en ondersteuning biedt in het ontwikkelingsproces van individuen en/of teams.
Coachee = Een persoon die zich laat coachen.
Coachen = Een specifieke manier van begeleiden in het stimuleren van het bereiken van persoonlijke doelen door de ontwikkeling van kennis, competenties en talenten.
Communicatie = Het overbrengen van een bepaald begrip of een bepaalde inhoud vanuit een zender naar een ontvanger door middel van informatie.
Communicatieplan = Plan waarin per stakeholder (en per projectfase) wordt uitgewerkt waarom, waarover, wanneer en hoe vaak de stakeholder wordt geïnformeerd en welke communicatievormen en -kanalen daarvoor worden ingezet.
Competentie = De getoonde zelfverzekerdheid, motivatie en toewijding van de medewerker voor de te verrichten taak (bereidwilligheid) gecombineerd met de getoonde inzet van kennis, vaardigheden en ervaring met betrekking tot de uitvoering van die taak (vakbekwaamheid).
Conflict = Een spanning die ontstaat omdat strevingen, doelen, waarden, opvattingen, belangen, persoonskenmerken en andere zaken van twee of meer mensen en/of groepen elkaar tegenwerken of uitsluiten.
Constructeur = Persoon die de materiële onderdelen (als een draagconstructie) van een bouwwerk ontwerpt, berekent en tekent in overleg en overeenstemming met de architect van het bouwwerk.
Contract = Een schriftelijke of mondelinge afspraak tussen twee of meerdere partijen. Het contract wordt ook wel de overeenkomst genoemd.
Coördinator = Persoon die verantwoordelijk is voor het organiseren van het werk op de bouwplaats als bewaking van de voortgang van het bouwwerk en signaleren indien zaken verkeerd dreigen te lopen. Vaak is deze taak weggelegd bij de bouwkundige aannemer.
Creativiteit = Het vermogen om na te denken en te handelen op originele en fantasierijke manieren.
Curriculum Vitae = Een samenvatting met hierin benoemd alle feiten van al je persoonlijke gegevens, opleidingen en cursussen, werkervaring en andere relevante zaken welke van toepassing zijn bij een sollicitatie. Curriculum Vitae is Latijn voor levensloop en wordt afgekort met de kleine letters cv.
Data = Gegevens die een feit uitdrukken, zoals een datum, een naam of een getal. Data kunnen worden opgeslagen, verwerkt en geanalyseerd met behulp van ICT-oplossingen. Een verzameling van data wordt een dataset genoemd.
Data drop = Het delen van de aspectmodellen en andere relevante informatie zonder terughoudendheid ongeacht de status als native (origineel) formaat en als open standaard op vooraf overeen te komen tijdstippen en conform vooraf overeen te komen specificaties.
Delegeren = Het overdragen van bevoegdheden aan een ander inclusief de verantwoordelijkheid.
Derden = Externe partijen die niet direct bij het project betrokken zijn, maar wel diensten of producten leveren.
DISC = Een model om de persoonskenmerken of gedragsstijl in kaart te brengen. De afkorting DISC staat voor Dominant, Interactief, Stabiel en Consciëntieus.
DMS = Een softwareoplossing die organisaties helpt om documenten te beheren, te vinden en te delen. Een DMS slaat documenten op in een centrale opslagplaats of repository, waar ze voorzien worden van beschrijvende metadata. Een DMS maakt ook gebruik van workflows en bedrijfsregels om documenten te verwerken en te stroomlijnen. De afkorting DMS staat voor documentmanagementsysteem.
Document = Een verzameling van informatie die op een bepaalde manier is vastgelegd.
Documentatie = Het proces of het resultaat van het vastleggen, ordenen en presenteren van informatie over een bepaald onderwerp, project of systeem.
Draagvlak = De mate waarin belanghebbenden een onderwerp ondersteunen.
Duivelsdriehoek = Een verwijzing naar de drie beheersaspecten van projectmatig werken (PMW); geld, tijd en kwaliteit die direct verbonden zijn met elkaar (zie ook ijzeren vierkant).
Efficiëntie = Verhouding tussen het behaalde resultaat en de gebruikte middelen.
Eis = Behoefte of verwachting die kenbaar gemaakt, vanzelfsprekend of dwingend voorgeschreven is.
Faalkosten = De extra uitgaven die ontstaan door het vermijdbaar tekortschieten in het bouwproces.
Gantt chart = Een visueel hulpmiddel in de vorm van een staafdiagram dat de planning van taken of activiteiten in een project weergeeft, met de start- en eindtijden van elke taak.
Gebouw = Een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte. Het gebouw wordt ook wel bouwwerk genoemd.
Gebruiker = Iedereen die het eindresultaat (ofwel eindproduct) van het project gaat gebruiken, gaat beheren of gaat onderhouden of anderszins met het eindresultaat te maken krijgt.
Gesloten BIM = Een manier van samenwerken in de bouwsector, waarbij alle betrokken partijen gebruik maken van hetzelfde softwareplatform en dezelfde bestandsformaten. Dit zorgt voor een betere integratie en coördinatie van de verschillende disciplines en processen in een project. Gesloten BIM wordt ook wel platform specifieke BIM genoemd.
Gesloten standaard = Een bestandsformaat welke afhankelijk is van een platform en/of specifieke software. Om een gesloten standaard te kunnen gebruiken is te allen tijde de originele (en veelal betaalde) software nodig waarin het bestandsformaat is gecreëerd.
Gesprek = Mondelinge communicatie tussen twee of meer personen.
GOTIK = Met projectmatig werken (PMW) wordt de beheersbaarheid van het projectresultaat door vijf verschillende beheersaspecten uitgevoerd: Geld, Organisatie, Tijd, Informatie en Kwaliteit. De eerste letter van elk beheersaspect vormen samen de afkorting GOTIK.
IFC = Een bestandsformaat als open standaard voor het uitwisselen en delen van een BIM model tussen de verschillende softwareapplicaties van partijen in het bouwproces. IFC bevat een driedimensionaal geometrisch model van het bouwwerk, inclusief de gegevens van de daarin gebruikte elementen. IFC is ontwikkeld door buildingSMART en bedoeld om de data op een betrouwbare en consistente manier te kunnen opslaan en overdragen. De afkorting IFC staat voor Industry Foundation Classes.
IJzeren vierkant = Een verwijzing naar de drie beheersaspecten van PMW: geld, tijd, kwaliteit met als toevoeging het onderdeel scope die direct verbonden zijn met elkaar (zie ook duivelsdriehoek).
ILS = Specificatie van de content, de structuur en de dragers van de BIM-data die op door de opdrachtgever gedefinieerde leveringsmomenten (data drops) moeten worden geleverd aan de opdrachtgever ter ondersteuning van besluitvorming in de diverse fasen van de levenscyclus van het bouwwerk en ter ondersteuning van gebruik, beheer en onderhoud. De afkorting ILS staat voor InformatieLeveringsSpecificatie.
Informatie = Een verzameling van gegevens die betekenis hebben voor een bepaalde ontvanger.
Inkopen = Het verwerven van producten of diensten van derden.
Installateur = Degene die verantwoordelijk is voor het ontwerpen, bouwen en onderhouden van de technische installaties in het bouwwerk. Dit kunnen verschillende partijen zijn, maar vaak heeft een installatiebedrijf meerdere disciplines in eigen huis.
Invloed = Effect van succesvol uitgeoefende macht.
IPMA = Een internationale organisatie voor de promotie van projectmanagement. Binnen deze organisatie is het mogelijk om op basis van ervaring als projectleider te laten certificeren. De afkorting IPMA staat voor International Project Management Association.
ISO 21500 = Een ISO-norm voor projectmanagement. De afkorting ISO staat voor International Standardization Organization.
Issue = Een onverwachte gebeurtenis met relevante impact op het project.
KAIZEN = Continue verbetering - Dit heeft als doel het verbeteren van werkprocessen, zonder de resultaatgerichtheid uit het oog te verliezen. De klant die het resultaat ontvangt, maakt in het KAIZEN-denken principieel deel uit van het werkproces.
Kanban = Een Agile werkmethode om te signaleren wanneer iets nodig is en kan gebruikt worden om van alles in het leven te organiseren. Het kanban-bord wordt opgedeeld in een aantal kolommen: to do, doing en done.
Kans = Een onzeker feit dat zich in de toekomst kan voordoen en de mogelijke positieve gevolgen die dat heeft voor een project.
Kick-off = Bijeenkomst bij aanvang van het project of projectfase om een effectieve en efficiënte uitvoering van het project c.q. de projectfase te bevorderen.
Klant = Organisatie of persoon die het (eind)product in ontvangst neemt.
Kritiek pad = De reeks van opeenvolgende activiteiten in een planning die de totale projectduur bepalen. Dit pad beschrijft de kortste route naar het projectresultaat en ontvouwt zich als taken afhankelijk van elkaar zijn en samen de projectdeadline bepalen in een planning. Vertraging in een activiteit op dit pad leidt direct tot vertraging van het hele project.
Kwaliteit = De mate waarin een geheel van eigenschappen en kenmerken voldoet aan de eisen.
Lean = Een managementfilosofie in het vakgebied van operations management die erop gericht is om maximale waarde voor de klant te realiseren met zo min mogelijk verspilling.
LEED = Een certificeringsprogramma voor het wereldwijd groen bouwen. De afkorting LEED staat voor Leadership in Energy and Environmental Design (leiderschap in energie- en milieuontwerp).
Leiderschap = Het vermogen om op basis van een heldere visie en integere houding een zodanige invloed uit te oefenen dat mensen bereid zijn van harte te volgen.
Leverancier = Organisatie of persoon die een product levert.
Little BIM = Een manier om de BIM werkmethodiek toe te passen binnen de eigen organisatie (= intern), zonder afhankelijk te zijn van externe partijen. Het doel van little bim is om de interne bedrijfsprocessen te optimaliseren, bijvoorbeeld door het verminderen van fouten (en daarmee faalkosten), het verbeteren van de communicatie en het verhogen van de efficiëntie. Zie ook BIG BIM.
Macht = De mogelijkheid die iemand heeft om het handelen van anderen te sturen, te beperken of te verruimen.
Makigami = Een werkmethodiek wat staat voor het Japanse woord 'rol papier' met als doel het visualiseren van processen waarvan het product of de dienst niet direct zichtbaar is.
Management = Het vermogen om een projectorganisatie zodanig te sturen, te organiseren en te beheersen dat beoogde resultaten en doelen daadwerkelijk gehaald worden.
Mandateren = Het overdragen van bevoegdheden aan een ander exclusief de verantwoordelijkheid.
Marge = Een opgenomen voorbehoud vanwege een legitieme onnauwkeurigheid van een raming.
Meerwerk = Werkzaamheden die worden uitgevoerd bovenop wat oorspronkelijk is overeengekomen in een contract of offerte.
Metadata = Een term die gebruikt wordt om data over data te beschrijven. Metadata geeft informatie over de eigenschappen, de herkomst en de betekenis van andere data. Metadata helpt om data te classificeren, te organiseren en te interpreteren.
Mijlpaal = Belangrijke gebeurtenis in het project, die de voortgang van het project markeert.
Milieu = Het leefklimaat van mens, dier en plant.
Minderwerk = Werkzaamheden die wel zijn opgenomen in een contract of offerte, maar die uiteindelijk niet worden uitgevoerd.
Native = Een bestandsformaat welke afhankelijk is van platform en/of specifieke software.
NLRS = Een aanbevolen standaard voor het structureren van data in een BIM model vervaardigd met de software Autodesk Revit voor Nederland. Deze standaard wordt door de Revit Standards als stichting beheerd en onderhouden. De afkorting NLRS staat voor NederLandse Revit Standards.
Nota van inlichtingen = Een lijst van vragen van alle inschrijvers tijdens de aanbesteding, verzameld en beantwoord door de opdrachtgever.
Notulen = Een schriftelijk verslag van wat er besproken en besloten is tijdens een vergadering.
Offerte = Een formeel aanbod waarin een leverancier de voorwaarden, kosten en specificaties van voorgestelde goederen of diensten beschrijft.
Onderhandelen = Een communicatieproces waarbij twee of meer partijen met deels strijdende en deels gemeenschappelijke belangen vanuit verschillende posities tot overeenstemming trachten te komen.
Opdrachtgever = De vertegenwoordiger van de klant in het project.
Opdrachtnemer = Degene die het contract tot uitvoering brengt of brengen.
Open BIM = Een manier van samenwerken in de bouwsector, waarbij verschillende softwareprogramma's informatie kunnen uitwisselen via open standaarden, zoals bijvoorbeeld BCF en IFC. Open BIM maakt het mogelijk om het ontwerp, de realisatie en het beheer en onderhoud van een bouwwerk integraal te coördineren en te optimaliseren. Open BIM is geen intellectueel eigendom van iemand en publiekelijk beschikbaar en te gebruiken.
Open standaard = Een norm welke publiekelijk beschikbaar en te gebruiken is. De specificaties van de standaard mogen vrij van licentierechten worden toegepast, gebruikt en gehanteerd. De term wordt vooral gebruikt bij hard- en software.
Oplevering = Het aan de opdrachtgever juridisch overdragen van het projectresultaat.
Opzichter = Degene die verantwoordelijk is voor het toezicht op de bouwplaats van de uitvoering van het project.
Organigram = Een schematische voorstelling van de organisatiestructuur van een project of onderneming.
Overeenkomst = Een schriftelijke of mondelinge afspraak tussen 2 of meerdere partijen.
Personalia = Dit zijn je persoonlijke gegevens als de voor- en achternaam, privé adres, postcode met woonplaats, geboortedatum, telefoonnummer, etc.
Plannen = Het maken van een tijdsplanning.
Planning = Schema van activiteiten en gebeurtenissen in de tijd.
PMBoK = Een ANSI-norm voor projectmanagement. De afkorting PMBoK staat voor Project Management Body of Knowledge.
Post onvoorzien = Een budgetpost voor werkzaamheden die in rede niet voorzien kunnen worden, maar wel binnen de scope van het project vallen.
Presentatie = Mondelinge informatieoverdracht aan een groep van toehoorders, die doorgaans visueel wordt ondersteund.
PRINCE2 = Een projectmanagementstandaard gericht op het management, de besturing en de organisatie van een project. De afkorting PRINCE staat voor PRojects IN Controlled Environments.
Programma van Eisen = PvE = Een gedetailleerd overzicht van alle eisen en wensen van de opdrachtgever van het op te leveren projectresultaat van het project.
Project = Een geheel van activiteiten om in een tijdelijke organisatie, binnen gestelde condities, een vooraf gedefinieerd resultaat te bereiken.
Project-startup = Een gestructureerde bijeenkomst om de beslisdocumenten voor de start van de projectdefinitiefase c.q. projectuitvoering in concept op te stellen. Project-startup wordt vaak afgekort met PSU.
Projectaanpak = De manier op hoofdlijnen waarop de op te leveren resultaten worden gerealiseerd.
Projectbeheersing = Het geheel van activiteiten om de uitvoering van het project op een beheersbare manier te laten verlopen.
Projectdeadline = De uiterste datum waarop een project of een specifieke fase van een project voltooid moet zijn.
Projectdoel = Het effect dat de opdrachtgever met de op te leveren resultaten wil bereiken.
Projectfase = Tijdspanne binnen een project, afgescheiden van andere tijdspanne met een vooraf gedefinieerd deelresultaat.
Projectleider = Degene die verantwoordelijk is voor de dagelijkse leiding van het project. De projectleider wordt ook wel de projectmanager genoemd.
Projectlevenscyclus = Alle fasen die een project doorloopt vanaf de projectopdracht tot en met de afsluiting.
Projectmanagement = Het besturen van en leidinggeven aan een project.
Projectmanagementsucces = De mate waarin alle relevante belanghebbenden tevreden zijn met het management van het project.
Projectmatig creëren (PMC) = Een werkmethode waarbij veel aandacht wordt besteed aan de harde kant van een project (Geld, Tijd en Kwaliteit) en gekoppeld aan concreet management van het team, de omgeving, opdrachtgever en het individu. Projectmatig creëren wordt vaak afgekort met PMC.
Projectmatig werken = Een werkmethode waarbij er op een systematische planmatige wijze wordt gewerkt aan een bepaald vraagstuk. Projectmatig werken wordt vaak afgekort met PMW.
Projectopdracht = De overeenkomst tussen de projectleider (projectmanager) en de opdrachtgever om het project uit te voeren.
Projectorganisatie = De tijdelijke organisatie om een project te realiseren.
Projectsucces = De mate waarin het werkelijk opgeleverde resultaat binnen de gestelde eisen en overeengekomen restricties vanuit het perspectief van de relevante belanghebbenden overeenkomt met het beoogde resultaat.
Projectteam = De projectleider (projectmanager) en de projectmedewerkers in het project die rechtstreeks aan hem of haar rapporteren.
Rapport = Een schriftelijk verslag (of notulen).
Referentie = M.b.t. een sollicitatie- of selectieprocedure het noemen van een contact bij een eerdere werkgever of onderwijsinstelling van een sollicitant.
Risico = Een onzeker feit dat zich in de toekomst kan voordoen en de mogelijke negatieve gevolgen die dat heeft voor een project.
Risicomanagement = Het identificeren en categoriseren van, en nemen van maatregelen op de risico's waar organisaties aan blootgesteld worden.
RS = Een standaard voor het structureren van data in een BIM model vervaardigd met de software Autodesk Revit. De RS wordt als (internationale) basis gehanteerd voor de land specifieke standaarden als BERS en NLRS. Deze standaard wordt door de Revit Standards als stichting beheerd en onderhouden. De afkorting RS staat voor Revit Standards.
Scope = Het totaal van op te leveren producten, diensten en uit te voeren activiteiten (zie ook afbakening).
Scopecreep = De langzame en bijna onopgemerkte uitbreiding van de scope, zonder opnieuw een vaststelling ervan.
Scrum = Een Agile raamwerk waarbinnen teams hun aanpak continu kunnen blijven verbeteren. Het scrumteam werkt in korte cycli, ook wel sprints genoemd, stapsgewijs aan concrete tussenproducten. Het team bestaat uit een Product Owner, Scrum Master en de leden van het Development Team.
Situationeel leiderschap = Leiderschap waarbij de stijl van leidinggeven wordt gebaseerd op de mate van bereidwilligheid en vakbekwaamheid van medewerkers in concrete situaties.
Specificatie = Nauwkeurige en accurate beschrijving van de bijzonderheden, van iets dat moet worden gebouwd, geïnstalleerd of vervaardigd.
Staande organisatie = De lijnorganisatie waarbinnen het project zich afspeelt.
Stakeholder = Persoon of groep die belang of invloed heeft of wenst te hebben op een specifieke organisatie, een nieuw product of een project.
Stakeholdermanagement = Het in goede banen leiden van de verwachtingen en belangen van alle betrokkenen en belanghebbenden bij een project of een organisatie.
Stuurgroep = Een individu of een groep van mensen die het hoogste beslissingsorgaan zijn binnen een project, de projectvoortgang bewaakt, zorgt voor een breed draagvlak voor de uiteindelijke gebruiker en de opdrachtgever adviseert. Het is uiteindelijk de opdrachtgever die de eindbeslissing neemt.
Systeem = Het geheel van samenhangende of elkaar beïnvloedende elementen.
Team = Een (klein) aantal mensen dat intensief samenwerkt aan het verwezenlijken van een gemeenschappelijk doel of resultaat.
Teamrol = Een kenmerkend geheel van gedragsopvattingen en -uitingen van een teamlid.
Tekenaar = Persoon die verantwoordelijk is voor het vervaardigen van technische tekeningen. Deze tekeningen zijn voor de architect, bouwkundige aannemer of installateur.
Timeboxing = Een techniek om de tijd efficiënt te gebruiken waarbij een bepaalde taak of activiteit een vaste tijdslimiet heeft en stopt wanneer die tijd voorbij is.
Timemanagement = Het proces van het plannen en organiseren van de tijd om specifieke doelen te bereiken.
Typical = Vergelijkbaar met een virtuele 'mockup' waarin specifiek vooraf gekozen onderdelen van het bouwwerk welke een hoge mate van repetitie hebben integraal worden uitgewerkt en getoetst op maak- en uitvoerbaarheid. Deze zogeheten integrale doorsnedes of deelresultaat van het projectresultaat worden later in de bouwfasen eenduidig samengevoegd om ontwerpissues te voorkomen.
Uitbesteden = Het doen uitvoeren van werkzaamheden door derden.
Vakbekwaamheid = De getoonde inzet van kennis, vaardigheden en ervaring met betrekking tot de uitvoering van een taak.
Validatie = De bevestiging dat het project juist is gemaakt, oftewel dat het voldoet aan de eisen.
Veiligheid = Waarborg tegen aantasting van een persoon of object.
Vergadercultuur = Een cultuur waar (te) veel vergadert wordt. Hierbij draait het vergaderen om het vergaderen zelf en niet om het doel van een vergadering.
Vergaderen = Bijeenkomst van twee of meer personen die op gestructureerde wijze en binnen een paalde tijdspanne over bepaalde onderwerpen communiceren met het oog op beeldvorming en/of besluitvorming.
Vergadering = Een bijeenkomst van meerdere mensen die met elkaar spreken en/of afspraken maken over een gemeenschappelijk doel.
Verificatie = De bevestiging dat binnen het project het juiste is gemaakt, oftewel dat het voldoet aan de behoeftes van de klant en andere stakeholders.
Verslag = Een gedetailleerde schriftelijke weergave van gebeurtenissen, observaties of bevindingen over een bepaalde periode of activiteit.
Vertraging = Het verschil tussen de geplande uitvoeringstijd en de werkelijke uitvoeringstijd van een activiteit binnen het project.
Virtueel bouwen = Tijdens de BIM werkmethodiek wordt het bouwwerk eerst in digitale vorm vastgelegd, virtueel opgeleverd alvorens de werkelijke bouw plaatsvindt. Het samenwerken en het verrijken van het (3D) gebouwmodel met gegevens naar een BIM model wordt virtueel bouwen genoemd.
VSM = Een werkmethodiek die gebruikt wordt om de stroom van goederen en informatie te analyseren en eventueel te veranderen. De afkorting VSM staat voor Value Stream Mapping waarin het gaat om het beschrijven, visualiseren van de stroom van goederen en diensten door het productieproces (bij voorkeur) zonder verspillingen.
Wanprestatie = Een aan één van de partijen in een overeenkomst toe te rekenen tekortkoming.
Weerstand = Een verborgen of openlijk verzet tegen een bepaalde visie, overtuiging of beoogde verandering.
Werk derden = Werkzaamheden die worden uitgevoerd door externe partijen die niet direct bij het project betrokken zijn, maar ingehuurd worden om specifieke taken uit te voeren.
Werkdecompositiestructuur = Een productgeoriënteerde hiërarchische decompositie van het werk, waarbij het werk in kleinere, beter beheersbare componenten wordt opgedeeld om de projectdoelstellingen te behalen en de gewenste producten op te leveren. Werkdecompositiestructuur wordt vaak afgekort met WBS.
Werkpakket = Alle samenhangede werkzaamheden nodig voor het realiseren van een deelresultaat.
Werkvoorbereider = Persoon die verantwoordelijk is voor de verzorging van alle administratieve werkzaamheden van begin tot einde van het project als planning van de werkzaamheden, voldoende monteurs, materiaal en materieel op de bouwplaats aanwezig is in overleg met de projectleider en chef monteur. Een werkvoorbereider kan werkzaam zijn voor de bouwkundige aannemer of installateur.
Wijziging = Een verandering van een formeel vastgelegde status.
Wijzigingsbeheer = Het beheer van (potentiële) wijzigingen.
Wijzigingsverzoek = Een verzoek om een formeel vastgelegde status te wijzigen.
Workflow = Een werkstroom die bestaat uit een reeks taken en acties die nodig zijn om een bepaald proces uit te voeren. Een workflow kan menselijke en geautomatiseerde handelingen omvatten, en heeft als doel om de informatiestromen binnen een organisatie of bedrijf te beheren en te optimaliseren.
Wvttk = Een onderdeel van de agenda welke meestal voor de rondvraag aan de orde komt tijdens een vergadering. De afkorting staat voor wat verder ter tafel komt.